Bart-Jan Vlasveld

Achtergrond

Bijzondere waarderingen: De geblesseerde voetbalspeler

Als een bedrijf wordt gevraagd om het belangrijkste kapitaal van de organisatie, dan zal het antwoord vaak luiden: ‘Het personeel natuurlijk’. Toch zal bij het bekijken van de jaarrekening vaak de conclusie worden getrokken dat er geen personeel is opgenomen als bezit. Niet heel vreemd, een persoon is immers geen eigendom van een organisatie en kan veelal binnen enkele maanden van haar of zijn contract af (al zal dat niet voor iedereen zo aanvoelen). Maar wat als we diezelfde vraag stellen aan een Betaald Voetbal Organisatie (BVO). Treffen we dan toch het belangrijkste kapitaal aan op de balans?

De BVO’s in Nederland betreffen een uitzonderlijke groep. Niet enkel door de maatschappelijke waarde die zij vertegenwoordigen, ook het vaktechnische vraagstuk omtrent de waardering van spelerscontracten maakt deze organisaties bijzonder. Want wie de jaarrekening van een BVO opent zal in de meeste gevallen opvallen dat er wel degelijk iets speciaals is opgenomen: Vergoedingssommen.

De jaarrekening en de KNVB-modelstaat

Als meespelende club in een professionele voetbalcompetitie dient de voetbalorganisatie over een proflicentie te beschikken. Met deze licentie komen een aantal verplichtingen kijken die aanvullend zijn op reguliere zaken. Natuurlijk zal de BVO, net als vele andere organisaties, een jaarrekening moeten opstellen die voldoet aan onze wet- en regelgeving. Daarnaast heeft de BVO aanvullend de verplichting een financieel jaaroverzicht te delen met de KNVB volgens de door hen gedeelde modelstaat. Uiteindelijk zullen de totalen van de modelstaat en jaarrekening overeenkomen. De KNVB-modelstaat geeft alleen meer details in bepaalde zaken zoals het verloop van vergoedingssommen per individu en de transferactiviteiten, beiden apart gepresenteerd. De waardering van spelerscontracten zijn in de jaarrekening en KNVB-modelstaat dus gelijk aan elkaar. Enkel de toelichting erop zal dus afwijken.

Bij het opstellen en controleren van de jaarrekening wordt al snel de RJ van de (digitale) boekenplank gehaald. Deze richtlijnen geven doorgaans de beste weergave voor de inrichting van de jaarrekening. Ook voor het vraagstuk omtrent de waardering van contracten van voetbalspelers kunnen we daar gebruik van maken. Bij het openslaan van de sectie immateriële vaste activa – hoewel spelers erg tastbaar lijken ligt de focus op het contract – komen we al snel tot we de volgende criteria voor een immaterieel vast actief;

Het moet een uit gebeurtenissen in het verleden voortgekomen middel zijn waarover de onderneming beschikkingsmacht heeft, waarvan het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen met betrekking tot het actief zullen toekomen aan de rechtspersoon en waarvan de kostprijs van het actief betrouwbaar kan worden vastgesteld.

In het criterium van beschikkingsmacht lijkt het voornaamste verschil tussen regulier personeel en voetbalspelers. In RJ 210.114 wordt nog eens bevestigt dat een rechtspersoon over regulier personeel normaliter onvoldoende beschikkingsmacht heeft. Want waar ‘gewoon’ personeel een contract heeft die met inachtneming van de opzegtermijn opgezegd kan worden zullen voetbalspelers (in bijna alle gevallen) gebonden zijn aan een contract. Hiervan kan afgeweken worden met bijvoorbeeld de overname (transfer) een speler door een andere BVO. Voor de overige criteria voldoen voetbalspelers ook. Spelers worden gescout en gaan een contract aan met de BVO. De spelers voetballen waarbij ticketverkoop, prijzengeld, merchandise, transfervergoeding e.d. toekomen aan de BVO. En de kostprijs is betrouwbaar vast te stellen middels een betaalde vergoedingssom. Voor intern opgeleide spelers geldt dit overigens niet. Hoewel deze laatste categorie op het eerste oog lijkt te voldoen aan zelf gegenereerde immateriële activa zoals beschreven in RJ 210.224, zijn de kosten voor deze opleiding reeds in de kosten opgenomen in de jaren dat ze gemaakt werden en zodoende kunnen, in lijn met RJ 210.237, deze kosten niet geactiveerd worden. Dit is dus het geval als de BVO ervoor kiest vergoedingssommen niet te activeren maar direct in de kosten te verwerken.

Waardering

Onze wet- en regelgeving (art. 2:384 lid 1) schrijft voor dat immateriële vaste activa gewaardeerd kunnen worden tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs dan wel actuele waarde. Kanttekening bij waardering tegen actuele waarde is dat er o.a. voldaan moet worden aan de vereiste dat er voor het actief een liquide markt bestaat.  Conform RJ 210.301 is er sprake van een liquide markt indien de desbetreffende activa homogeen zijn, er op ieder willekeurig moment tot een transactie bereid zijnde kopers en verkopers te vinden zijn en de transactieprijzen publiekelijk bekend zijn.

Als we bovenstaande betrekken op voetballers dan kunnen we niet bepaald spreken over een liquide markt. Prijzen kunnen erg schommelen en zijn niet goed vast te stellen, evenals vraag en aanbod van partijen op de markt. Daarnaast kan een speler niet ten alle tijden worden aan- of verkocht gelet op het feit dat er sprake is van afgebakende perioden waarin de transfermarkt is geopend. Geconcludeerd kan worden dat contracten van voetbalspelers gewaardeerd worden tegen de verkrijgingsprijs of vervaardigingsprijs. Voor een aangekochte speler zal dit (volgens RJ 210.204) de aankoopprijs bevatten inclusief alle direct toe te rekenen uitgaven om het actief voor het voorgenomen gebruik geschikt te maken. Dus ook eventuele variabele vergoedingen die later pas vast te stellen zijn.

Afschrijving en blessureleed

Bij het activeren van deze spelerscontracten hoort ook dat er afgeschreven moet worden. Dit zal geschieden, zoals omschreven in RJ 210.401, op basis van de geschatte economische levensduur, ofwel: de duur van het contract van de voetballer.

Elk jaar dient deze afschrijvingsmethode beoordeeld te worden, wat vaak samenvalt met het beoordelen of er aanwijzingen zijn dat een actief aan een bijzondere waardevermindering onderhevig kan zijn. Want wat als een speler geblesseerd raakt en gedurende zijn contract niet meer in actie zal komen. Wellicht dat de eerste maand nog shirtjes met haar/zijn naam verkocht worden, maar uiteindelijk zal geconcludeerd moeten worden dat het toekomstige voordeel wegvalt. In deze situatie zal er een bijzondere waardevermindering plaatsvinden.

Maar niet alleen een blessure kan leiden tot het verdwijnen van een vergoedingssom op de balans. Transfers zijn ook regelmatig aan de orde. Hele strategieën worden erop nagehouden om spelers zo laag mogelijk te kopen, zich te laten bewijzen en met flinke winst te verkopen, een soort van beleggingsspelletje. Wanneer een winst (of is sommige gevallen een verlies) wordt gemaakt dan zal dit resultaat opgenomen worden in de winst- en verliesrekening. In de praktijk zien we dat deze resultatenstroom een aparte categorie, buiten het operationele resultaat, om is. Dit lijkt wat tegenstrijdig met RJ 270.201 waaruit opgemaakt kan worden dat, wanneer een regelmatige verkoop van spelers plaatsvindt, de omzet op spelers gewoon als netto-omzet gezien kan worden. Wellicht dat dit verschil is toe te wijzen aan de interpretatie van de richtlijnen, of een vorm van gewenning omdat dit zo gepresenteerd dient te worden in de KNVB-modelstaten.

Kortom; de vergoedingssom en soortgelijke vergoedingen van spelers kunnen direct in de kosten worden opgenomen of worden geactiveerd onder de immateriële activa. In de praktijk zien we dat de spelerscontracten veelal als actief wordt opgenomen in de jaarrekening. Eenmaal geactiveerd kan het parallel worden getrokken met andere reguliere vaste activa zoals de meeste van ons gewend zijn; over de looptijd van het contract wordt afgeschreven waarbij elk jaar wordt beoordeeld of er een bijzondere waardevermindering zal moeten plaatsvinden. Bij de verkoop van de speler zal het resultaat in de praktijk als aparte resultatenstroom worden opgenomen in de winst- en verliesrekening van de jaarrekening.

Uiteindelijk kan het dus erg fijn zijn als één van je topspelers tijdens zijn contract excelleert, al zie je dat niet terug in de balans. Toekomstige voordelen kunnen de zaak flink positief kleuren. Daar staat tegenover dat bij een flinke verliespartij (lees: 6-0) ook niet de gehele balanspost een duikeling maakt.

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *