Berrie Tromp

Vaktechniek

Opinie

De bal spelen

Buitensporig declaratiegedrag, fraude en bestedingen die lastig of niet traceerbaar zijn. Zomaar een greep uit tal van incidenten bij fondsenwervende instellingen de afgelopen jaren. Incidenten die ertoe hebben geleid dat de fondsenwervende sector aan vertrouwen heeft moeten inleveren. En laat vertrouwen nu juist de essentiële factor zijn waarom donateurs een goed doel steunen. Wat zeggen deze incidenten ons over het ‘interne toezicht’ bij fondsenwervende instellingen?

Toezichthoudende organen
Fondsenwervende instellingen die het keurmerk van het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF) bezitten, hebben de keuze om het interne toezicht te laten uitvoeren door een bestuur of door een raad van toezicht (RvT). Daarnaast kunnen er aanvullende commissies worden ingesteld om de toezichthouder te ondersteunen, waaronder een auditcommissie. De keuzevrijheid tussen een bestuur en RvT lijkt erop te duiden dat beide organen even goed functioneren. Maar is dit ook zo? En wordt het toezicht nu eigenlijk wel versterkt door een auditcommissie? Op grond van onderzoek concludeer ik dat een RvT beter toezicht houdt dan een bestuur en dat een auditcommissie geen toegevoegde waarde heeft.

Bestuursmodel & RvT-model: het verschil
De keuze tussen een RvT-model en een bestuursmodel komt voort uit de Code Goed Bestuur voor goede doelen (Commissie Wijffels, 2005) die is verwerkt in het CBF-keurmerk. Een belangrijk principe van deze code is de scheiding tussen de functies ‘besturen’ en ’toezicht houden’. De toezichthoudende functie kan hierbij worden vervuld door een RvT of een bestuur. Er is echter één wezenlijk verschil tussen beide organen. Een bestuur blijft namelijk, ondanks zijn toezichthoudende taak, te allen tijde wettelijk verantwoordelijk voor het uitgevoerde beleid. Ik stel daarom dat de functiescheiding minder strikt aanwezig is in het bestuursmodel, waardoor de kwaliteit van toezicht ook lager is dan bij een RvT-model.

De lastenverdeelstaat: maatstaf voor efficiëntie
Het CBF verplicht haar keurmerkhouders om jaarlijks een jaarverslag op te stellen conform Richtlijn 650 ‘Fondsenwervende instellingen’. Een bijzonder aspect van deze richtlijn is dat Fondsenwervende instellingen hun lasten toe moeten rekenen aan drie categorieën: (1) doelbestedingen, (2) kosten werving baten en (3) kosten beheer en administratie. Hierbij geldt: hoe hoger het percentage van de doelbestedingen in verhouding tot de totale lasten (doelbestedingspercentage), hoe efficiënter de organisatie werkt. Uit onderzoek blijkt dat organisaties bewust meer lasten toe rekenen aan de doelbestedingen om meer donaties te ontvangen en minder de aandacht te trekken van toezichthoudende instanties en de overheid. Dit wordt ook wel aangeduid als financial disclosure management.

Bewijs uit wetenschappelijk onderzoek
Om na te gaan of een RvT-model beter functioneert dan een bestuursmodel en of een auditcommissie zorgt voor beter financieel toezicht heb ik empirisch onderzoek uitgevoerd. Voor dit onderzoek heeft het CBF een dataset beschikbaar gesteld, waarin financiële informatie is opgenomen van alle CBF-keurmerkhouders over de periode 2009-2012. Uit dit onderzoek komt naar voren dat een RvT leidt tot significant minder financial discloure management en dat een auditcommissie geen invloed heeft op de mate van financial discloure management.

Hoe nu verder?
Ik roep op tot meer onderzoek op het gebied van governance en financial disclosure management bij fondsenwervende instellingen. Er moet nader worden vastgesteld of een RvT daadwerkelijk een beter toezichthoudend orgaan is en waarom auditcommissies geen toegevoegde waarde hebben. Het feit dat dit type organisaties bestaansrecht hebben door gemeenschapsgeld, geeft mijns inziens een grote verantwoordelijkheid om de ontvangen gelden op juiste wijze te besteden en te verantwoorden. Adequaat toezicht is hiervoor een belangrijke voorwaarde. En om dit te bereiken is het noodzakelijk dat er meer inzicht komt in de kwaliteit van het huidige toezicht. Wie pakt de handschoen op?

Deze opinie is gebaseerd op het essay waarmee Berrie Tromp deelneemt aan de Nyenrode Essayprijs Accountancy 2016. Voor de Essayprijs zijn studenten genomineerd die een goed beoordeelde masterscriptie hebben geschreven met een onderwerp dat maatschappelijk interessant en relevant is. De Essayprijs wordt uitgereikt op 20 september.

0 antwoorden

Plaats een Reactie

Meepraten?
Draag gerust bij!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *